De schapen en het varken
Een schaapherder liep samen met zijn schapen over een wei en zag een dik varken staan. Hij sloop er stilletjes naartoe en kon het vangen. Toen het varken voelde dat het gevangen was, begon het heel hard te schreeuwen en te spartelen, alsof het werd doodgemaakt. Maar ondanks het geschreeuw en het gespartel kon de schaapherder het varken onder zijn arm nemen. Zo ging hij op weg naar de slager in het dorp.
De schapen in de wei waren zeer verbaasd en maakten zich vrolijk over het gedrag van het varken. Ze volgden de schaapherder tot aan het hek rond de wei. “Waarom schreeuw je toch zo hard?” vroeg één van de schapen. “Wij worden vaak door de schaapherder opgepakt en weggedragen, maar jullie horen ons nooit zo’n drukte maken. We zouden ons ervoor schamen.”
Tussen twee gillen door antwoordde het varken: “Dat is allemaal goed en wel. Wanneer hij jullie vangt, is het enkel om jullie wol af te scheren. Maar als hij mij vangt, is het om mijn vlees op te eten!”